Nunilo en Alodia werden in de 9e eeuw geboren en waren dochters van een islamitische vader en een christelijke moeder. Hoewel de wet voorschreef dat zij islamitisch werden opgevoed, genoten zij een christelijke opvoeding. Nadat hun ouders overleden kwamen zij onder voogdij van hun oom te staan, die hen probeerde te bekeren tot het islamitische geloof. Toen hij merkte dat de zussen zich sterk aan hun geloof vasthielden, eerst deed hij aangifte bij de gouverneur van Alquézar en later bij de wali van Huesca. Uiteindelijk werden zij op 22 oktober in  het jaar 851 onthoofd.

Hun lichamen werden achtergelaten zodat ze aangevreten zouden worden door ongedierte, maar een wonderbaarlijk licht zorgde ervoor dat geen enkel dier bij hen in de buurt kwam. Vervolgens werden hun lichamen in een put gegooid; het water van deze put werd al snel als genezend beschouwd.

De verering van relikwieën van bestaande en niet-bestaande heiligen speelde een heel belangrijke rol in de Middeleeuwen. De heiligen genoten verering terwijl zij nog leefden, hun overblijfselen hadden voor de gelovigen echter een wonderbaarlijke kracht en dus deden zij er alles aan om deze in hun bezit te krijgen.

Veel kerken en abdijen waren afhankelijk van donaties en giften, daarom was het van belang dat zij nog meer bijzondere relikwieën dan hun buren hadden.

Dit verklaart het feit dat de koningin van Navarra, die ernaar verlangde om het klooster van Leire te verrijken, een paar jaar na de marteldood van de heiligen een van haar priesters naar dit gebied op pad stuurde om op zoek te gaan naar relikwieën. Deze keerde terug met de relikwieën van de heiligen Nunilo en Alodia, die vanaf dat moment werden zij vereerd in een prachtige ivoren relikwieënkastje.

 

  • Adahuesca. Nunilo y Alodia 2
  • Adahuesca. Nunilo y Alodia 3
  • Adahuesca. Nunilo y Alodia 4
  • Adahuesca. Nunilo y Alodia