Barbastro was de hoofdstad en belangrijkste stad van het Moorse district Bartbithaniyya. Door Jalaf ibn Rhasgid ibn Asad gesticht in de eerste helft van de negende eeuw, bestond hij in het jaar 802 uit niets meer dan een kasteel op een steile rots. Al-‘UdrhI refereerde in 886-887 voor het eerst aan Barbastro als een geheel versterkte madhina (stad). De stad zou een grote ontwikkeling doormaken gedurende de tweede helft van de 9e eeuw. Dat de door Jalaf gestichte stad erg belangrijk was blijkt uit de bouw van een nieuwe verdedigingsmuur, in opdracht van Amrhus ibn Muhammad in 918, voorzien van grote torens, met als doel de stad nog beter te kunnen beschermen. Deze muur werd door al-Himyarhi gezien als de sterkste van de Marca Superior, de noordelijke grens van het Moorse grondgebied.

Het moet gedurende de 10e eeuw zijn geweest dat het kasteel op de zogenaamde Peña del Sepulcro (grafrots) veranderde in een Zuda, een versterkte vesting waar de heerser van de citadel en het district woonde.

De stad telde verschillende buitenwijken, baden en een grote moskee.

De christelijke koning van Aragón, benoemd in de 11e eeuw, behaalde zijn eerste overwinning op de Islam in 1064 met de bestorming van Barbastro door Sancho Ramírez. Daarbij deden ridders uit heel Europa mee: de graaf van Urgel, de hertog van Aquitaine en talrijke Franse soldaten en edelen die uit Catalonië en Normandië waren gekomen. Ze veroverden de buitenwijken en belegerden de stad van daaruit maandenlang.

De verovering van Barbastro wordt de ‘Eerste kruistocht’ genoemd, want het was Paus Alexander II (1061-1073) die als eerste zijn zegen gaf aan de kruistochten, toevertrouwd aan de Franse adel. Een oorlog die de nieuwe bezette gebieden zou bekeren tot grondgebied in dienst van de Heilige stoel. De koning van Aragón, die zijn kleine koninkrijk moest versterken tegen Navarra en Castilië, onderwierp zich daarom aan Rome zodat zijn onafhankelijkheid zou worden gegarandeerd en hij ideologische instrumenten zou krijgen om zijn eigen politieke macht te versterken.

De val van Barbastro was een groot verlies voor de Isla, zo blijkt uit de sentimentele woorden van Ibn Hayyan (988-1076):

<<In het jaar 456 (van 25 december 1063 tot 12 december 1064) heeft de vijand zich meester gemaakt van Barbastro, de belangrijkste vesting van Barbithaniyya, tussen Lérida en Zaragoza, de twee pijlers van de Frontera Superior. Barbastro, deze eerbiedwaardige moeder, waar de Islam bloeide sinds de verovering van Mhusa ibn Nusayr. De stad die eeuwenlang een voortdurende welvaart heeft genoten, die geroemd werd om zijn vruchtbare gronden en met zijn sterke muren langs de oevers van de rivier Vero het bolwerk was van de bewoners van de Frontera tegen aanvallen van vijanden. De stad die gedurende 363 jaar in handen van de moslims was, waardoor de religie daar zulke diepe wortels had en waar de Koran onafgebroken werd bestudeerd. Deze trieste gebeurtenis was sindsdien het enige gespreksonderwerp, en de hele wereld veronderstelde dat zelfs Córdoba binnenkort door hetzelfde lot getroffen zou worden.>>

Het doel van deze eerste verovering van Barbastro was echter niet het vervolgens veroveren van grotere gebieden die afhankelijk waren van deze stad, maar het verkrijgen van rijkdommen en slaven. Een islamitisch leger onder leiding van al-Muqtadir, koning van Zaragoza, kon daarom de stad acht maanden later heroveren. 

 

  • Toma de Barbastro 2
  • Toma de Barbastro 3
  • Toma de Barbastro 4
  • Toma de Barbastro 5
  • Toma de Barbastro 6
  • Toma de Barbastro